Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij stonden des morgens vroeg op, en klommen op [50]de hoogte des bergs, zeggende: Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats, die de HEERE gezegd heeft; want [51]wij hebben gezondigd! 50. Hebreeuws, hoofd. 51. Dit is geen oprechte belijdenis noch berouw geweest, dewijl die zich niet recht bekeren, welke van een kwaad ophoudende, in een ander vervallen, gelijk deze Israelieten deden, want zij hielden wel op van murmureren, maar wilden daarna, tegen het bevel des HEEREN, het land Kanaan innemen.